![]() |
Light Red Meranti |
Ik ben de enige van het gezin die nog niet in Indonesië is geweest. Mijn ouders en mijn broer bezochten twee jaar geleden Sumatra, Java en Sulawesi. Mijn zus bezocht toen Bali.
Hoewel mijn
ouders beiden vinden dat ik naar Kalimantan ga, houd ik vol dat mijn
reisbestemming Borneo is. Staatkundig gezien hebben zij gelijk, geografisch
gesproken heb ik gelijk. Op mijn veldgidsen staat niet: ‘Vogels van Kalimantan’
of ‘Veel voorkomende slangen van Kalimantan’. Dieren houden zich niet aan dit
soort grenzen en zij hoeven dan ook geen visa aan te vragen(mazzelpikken). Ze
zijn alleen begrensd door natuurlijke barrières: de bosrand, de kuststrook, het
gebergte. Op mijn boekje staat dan ook: ‘Snakes and other reptiles of Borneo’.
Ongeveer
anderhalf jaar geleden zag ik een filmpje op www.ted.com genaamd ‘Willie Smits restores a rainforest’. De
naam ‘Willie Smits’ klonk bekend en ik realiseerde mij dat ik die al eens had
gelezen in het stukje over orang-oetans in de gidsenmap van de Apenheul. De
toespraak van Dr. Smits was er eentje van het kaliber ‘recht uit het hart’. Deze
man had eigenhandig honderden orang-oetans en andere dieren uit miserabele
omstandigheden gered en was bezig tropische bossen aan te planten samen met de
lokale bevolking. Het zag er allemaal wonderbaarlijk en compleet uit.
Nog geen maand
later liep ik Dr. Smits pardoes tegen het lijf in de Apenheul. Hij stond in
zijn eentje wat kunstwerken te bestuderen in de foyer van het hoofdgebouw.
Later in de middag zou hij samen met schoolkinderen naar de orangs gaan en zou
hij daar wat over zijn projecten vertellen. Ik vroeg hem of ik daar bij mocht
zijn. ‘Maar natuurlijk!’ antwoorde hij allervriendelijkst. Nadat ik een
collega-gids had verzocht om de boel voor mij waar te nemen, haastte ik mij
naar het orang-oetan verblijf. Daar stond Willie te vertellen over de verwoestende
kracht van palmoliebedrijven en zijn oplossing voor de ontbossingsproblematiek:
palmsuiker. Er stonden ook wat andere studenten bij de stand. Toen ik vroeg wat
zij deden, vertelden ze mij dat ze op Borneo veldonderzoek deden voor een van
Willie’s projecten.
Diezelfde avond
mailde ik de voorzitter van Orang-Utan Outreach of ik niet ook stage kon lopen
bij een van hun projecten. Het antwoord was positief. Op de vraag wat ik dan
voor hen kon doen kwam alleen geen antwoord. Dat kwam pas een dik jaar later.
Het probleem was dat er heel veel te doen was en dat ik nogal breed ben
opgeleid.
Uiteindelijk hebben we besloten dat ik een
drietrapsraket ga afschieten. Het eerste deel bestaat uit het meten van de
aanwas en productie van Shorea stenoptera,
ook wel de ‘light red meranti’ genoemd. Deze boom maakt een soort nootachtige
vruchten die vol zitten met olie. Deze olie wordt veel gebruikt in cosmetische
producten. De Dajaks zouden best een goed inkomen kunnen verdienen als deze
bomen op wat grotere schaal worden geplant. Omdat deze soort daar van nature
voorkomt en het best groeit in gemengd bos, is het ook beter voor de natuur dan
de palmolie die nu op grote schaal wordt verbouwd.
Het tweede deel
van mijn opdracht bestaat uit het opknappen en aanvullen van een ‘tree
nursery’; een plek waar zaailingen kunnen opgroeien die we, als ze groot genoeg
zijn, gebruiken voor herbebossing. Zo staan er al flink wat zaailingen van
suikerpalmen, maar ook rubber, papaya’s en een vrucht waar ik erg nieuwsgierig
naar ben: de durian.
Het laatste deel
van mijn opdracht is het bestuderen van de verschillende manieren waarop de
Dajaks hun land gebruiken. Waarom hebben sommige Dajaks hun land aan
oliepalmbedrijven verpacht, terwijl anderen dezelfde bedrijven hardhandig de
deur wijzen? Van wie zijn die shorea’s
eigenlijk?
Dus: vetbomen,
zaailingen en landgebruik. Dit wil ik allemaal gaan doen in West-Kalimantan.
Sorry. Borneo...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten