Istanbul, dinsdag 16 oktober
Het is vier uur in
de ochtend, lokale tijd. Ik zit versuft op een bankje in de vertrekhal van
Ataturk International Aiport. Links van mij zitten wat mannetjes die duidelijk
op weg zijn naar de hadch. Rechts van mij staat een grote weegschaal waarmee
kan worden bepaald of de bagage niet te zwaar is. Mijn handbagage weegt
vijfeneenhalve kilo, mijn hoofdbagage, die ik de dag ervoor al gewogen had
bleek uiteindelijk 17.2 kilogram. Ik had dus nog meer veldgidsen kunnen
meenemen als ik had gewild.
Waar ik gisteren
ook met een lichte schok achter kwam was dat mijn eigen gewicht het afgelopen
jaar flink is toegenomen. Ik woog aanvankelijk 67 kilo en nu weeg ik 74. Al die
Grimbergen Tripels hebben duidelijk hun tol geëist. Gelukkig ben ik niet de
enige die inzit met zijn gewicht. De bagage-weegschaal naast mijn bankje wordt
door de Turken minstens zo vaak gebruikt om hun eigen gewicht te meten als om
te kijken of ze niet te veel hebben ingepakt.
Vier uur in de
ochtend is een onmogelijk tijdstip. De avond is al afgelopen maar de ochtend is
nog lang niet begonnen. Het supermarktje naast de uitgang is nog niet open en
de metro’s rijden nog niet. Ik probeer wat te lezen in ‘Max Havelaar’ waar de
regels dringen niet echt tot mij door. Op mijn laatste dag in Heemstede heb ik
zes dunprints bemachtigd van klassieke werken: Tolstoj, Foer, Bill Bryson… Zo
kan ik in de rimboe toch nog wat literaire ontwikkeling meepakken.
Na twee uur op
een bankje gezeten te hebben loop ik opnieuw naar het metrostation dat nu wel
geopend is. Als het een beetje mee zit kan ik de zonsopgang meemaken op het
plein tussen de Blue Mosque en de Aya Sofia. In de metro zitten de meeste
Istanbulli te slapen. Langzaam wordt het lichter en ik herken wat gebouwen van
de vorige keer dat ik Istanbul heb bezocht. Zeven dagen bracht ik toen maar
liefst in deze stad door en nu, twee jaar later, is de binnenstad nauwelijks
veranderd. Istanbul is een complexe maar interessante en redelijk betrouwbare
stad. Alles vindt er gezamenlijk plaats - kledingwinkels vind je in de buurt
van andere kledingwinkels; specerijen vind je in de buurt van andere
specerijen, veerboten bij veerboten, zwerfhonden bij zwerfhonden, en zo voorts.
Ik heb vijftien
uur de tijd om iets te doen in de stad voordat ik weer terug moet naar de
luchthaven. De logische eerste stap is natuurlijk het bemachtigen van een
ontbijt met koffie. In de buurt van de universiteit vind ik een geschikt
terrasje waar de lokale studenten kauwen op hun stokbroodjes met Nutella. De
ober vraagt meteen of ie mijn hoedje even op mag. Dat mag. Onmiddellijk
verdwijnt ie en even denk ik dat hij ook niet meer terug zal komen. Maar
gelukkig staat hij tien minuten later weer bij mijn tafel. Met ontbijt
(omelet), met koffie en met mijn hoedje.
Omdat ik in het
vliegtuig nauwelijks geslapen heb besluit ik het rustig aan te doen. Ik slenter
over de Grand Bazaar en de kruidenmarkt en ik ga een tijdje liggen op een
bankje in de tuinen van het Topkapi paleis terwijl ik knabbel op een stukje Turks
fruit. Opeens wordt mij duidelijk waarom er zoveel zwerfkatten rondlopen in
Istanbul: ze worden gewoon gevoerd met eersteklas chicken-döner!
Hoewel ik
eindeloos heb rondgeslenterd en ik toch wel erg moe ben blijkt er gewoon geen
eind te komen aan de tijd. Het is nog maar twee uur en als ik om zes uur op het
vliegveld ben heb ik nog zes uur voordat de gate open gaat. Ik besluit dat het
dan maar tijd wordt om een boottochtje te maken. Ik koop twee muntjes voor de
veerpont over de Bosporus (drie Turkse Lire per stuk, omgerekend ongeveer
anderhalve euro) en ik geniet van het heerlijke tochtje over het water. Je
krijgt pas werkelijk een idee van hoe groot Istanbul is als je om je heen kijkt
als je op het water zitten. Eindeloos ver sterkt de stad zich uit: minaretten,
paleizen, wolkenkrabbers en… een zeilboot die verdacht veel op de Nieuwe
Amsterdammer lijkt. Als ik aan de overkant ben zet ik voor het eerst tijdens
deze reis voet op Aziatische grond. Ik drink een kopje thee en keer terug naar
Europa.
Nu mijn benen weer
op kracht zijn gekomen wordt het tijd voor een tochtje over de brug die beide
oevers van de gouden hoorn met elkaar verbind. Op de brug staan tientallen
vissers hun hengels uit te werpen. Het is een ideale plek omdat de brug voor
een groot deel vanonder dicht is gemaakt. De vissen kunne dus geen kant meer
op. De oogst is echter mager; vissen groter dan 20 cm heb ik niet gezien.
Uiteindelijk
nader ik het zeilschip dat ik vanaf de veerpont in de verte zag, en wat blijkt?
Het is de Nieuwe Amsterdammer! Ik zal er maar niets over zeggen tegen de
Dayaks… We komen eraan!
Update: inmiddels
zit veilig in een hostel in Jakarta.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten