Tembak, zaterdag 15
december
Het is 11 uur in de
ochtend en de zon schijnt fel op de stoffige straat van het dorpje Tembak. Ik
wandel naar het kapsalon; misschien is het open en dan kan ik mijn haar laten
knippen. Het is erg rustig op straat; een hond ligt te slapen op de weg, in de
berm loopt een kip achtervolgd door haar kuikens. Op de terrassen van de
kleurige huisjes zitten mensen rustig te praten.
Kapsalon ‘Ulan’ is open.
Ik vraag aan de dame of ze tijd heeft om mij te knippen. Dat heeft ze, ik mag
plaatsnemen in de wachtruimte – de straat. Ik ga zitten op een stoel aan de
kant van de weg en denk even of ik dit echt wil doen. Er zijn drie redenen
waarom ik mijn haar wil millimeteren. De eerste is dat het huidige kapsel te
warm is, de tweede reden is omdat het huidige kapsel mij niet staat. De derde
reden is omdat ik Maria wil verassen. In het ziekenhuis hebben ze een deel van
haar haar er af gehaald omdat het begon te klitten. Als ze straks aankomt in
Sintang kan ik haar mooi laten schrikken en krapjes maken over het feit dat we
allebei zijn kortgeknipt.
‘Hoe wil je het hebben?’
vraagt de kapster in het Indonesisch. ‘Seperti Agung’ zeg ik, ‘Net als Agung.’
Agung heeft zijn haar drie weken geleden laten knippen. Ik moet even slikken
als de juffrouw haar tondeuse in mijn haar zet – de laatste keer dat ik mijn
haar zo kort had was ik vijftien. Daar gaat ‘ie dan. Vol angstgevoelens zie ik
hoe grote stukken van mijn haar op de grond vallen. Geen weg meer terug.
Al na twee minuten is de
tondeuse stuk. Dat is pech hebben, want het werk is nog niet half af. Geen
paniek – daar kom t de echtgenoot van de kapster al aan met een
schroevendraaier. Na dertig minuten kijk ik mezelf aan in de spiegel – het is
even wennen, maar het ziet er niet slecht uit. Ik vraag de kapster hoeveel het
kost. Ik moet haar 15.000 rp betalen. Dat lijkt veel, maar het is ongeveer 1,2
euro. Ik geef haar een briefje van 50.000 (4 euro). ‘Oei,’ zucht de kapster ‘ik
denk niet dat ik voor dat geld genoeg wisselgeld heb.’ Het zoontje wordt erop
uitgestuurd om het geld te wisselen en even later is de transactie compleet.
Als ik terug loop naar
huis zie ik dat Pak Nayau mij tegemoet komt rijden. Hij ziet mij in de verte en
begint te lachen. Het blijkt dat hij mij wilde zoeken omdat ik wordt verwacht
voor de lunch. Nayau draait zijn motor om en keert terug naar huis. Ik volg hem
te voet. De mensen in de huisjes moeten stuk voor stuk lachen als ze mij zien.
Ze wijzen en ze maken knip-bewegingen met hun vingers. Ik lach en zwaai terug.
Het is immers nogal komisch; zo’n korte kop.
Terug bij het huis zie ik
dat Agung terug is. Ook hij moet lachen als hij me ziet. ‘Now we are twins’
zegt hij. Ik vraag hem hoe het was in Sintang. ‘Met mij gaat alles goed. Maar
ik heb slecht nieuws voor je.’ ‘Wat voor nieuws?’ ‘Ach, ga eerst maar eten, ik
vertel het later wel.’ ‘Wat voor nieuws?’ dring ik aan. ‘Nou, je vriendin kan
niet komen. Ze is erg ziek en ze moest haar vlucht annuleren. Misschien moet je
terug naar Nederland.’
Het is 35 graden, maar
mijn maag voelt aan als een blok ijs. ‘Misschien kunnen we morgen naar Sintang,
dan kun je met je vriendin bellen.’
Ik loop het huis binnen.
Het eten staat al klaar. Ik schep op. Ik kan geen hap door mijn keel krijgen.
Maria is ziek. Het gaat heel slecht met haar. Langzaam verwerk ik deze nieuwe
feitjes die mijn hele werkelijkheid zo maar op zijn kop gooien. Opeens lijkt
het alsof al mijn zintuigen op scherp staan. Ik voel de houten vloer onder mijn
moeten. In de verte hoor ik een insect tsjirpen. In een kier in de muur zit een
snoeppapiertje dat mij nooit eerder is opgevallen.
Maria komt niet. Op zich
is dat iets waar ik mee kan leven. Maar door het idee dat ze nu ligt te
creperen van de pijn worden er tranen uit mijn ogen geperst – ook al probeer ik
ze tegen te houden. Sinds ik hier ben heb ik mij nog nooit zo ver weg gevoeld
als nu. Wat weet ik eigenlijk weinig, denk ik. Ik weet alleen maar dat Maria
weer ziek is en dat ze niet kan komen. Meer niet.
Een uur later lig in mijn
onderbroek op bed. De deur van mijn kamer zit op slot. Eindelijk sta ik mijzelf
toe om verdriet te hebben. Ik voel hoe de golven van verdriet door mijn lichaam
trekken, hoe de tranen uit mijn ogen sijpelen. Ik voel hoe mijn handen trillen
en hoe mijn mond meer speeksel aanmaakt. Ik kijk naar het houten plafond op
mijn kamer. Ik slaak een diepe zucht en slik. Alles veranderd.
…
Nadat ik een beetje ben
uitgerust en mezelf heb gewassen met fris koud water vraag ik Darius, een neef
van de familie Nayau mij naar de ‘muggenheuvel’ te brengen. De muggenheuvel is
een hooggelegen rubberplantage tegenover de basisschool. Het stikt er van de
muggen maar het is een van de weinige plekken in Tembak waar je bereik hebt met
je mobiele telefoon.
Op de muggenheuvel
probeer ik een sms’je te sturen naar Maria. Ik zie hoe mijn telefoon zijn best
doet om het bericht te versturen. Het ene streepje op het scherm dat het bereik
aangeeft knippert twijfelachtig. Na een tijdje lijkt het erop dat het is
gelukt. Het bericht is verzonden. Twee muggen proberen mijn linkervoet leeg te
zuigen; een andere mug de rechtervoet.
Opeens wordt ik gebeld.
Ik neem op. Het is Berty - de moeder van Maria. ‘Maria wilde je graag
terugbellen,’ zegt ze ‘maar ze heeft te veel pijn op de telefoon vast te
houden. Ja… Maria zit er nu helemaal doorheen. Misschien wil ze je toch even
spreken. Wil je het proberen, schat?’ even later heb ik mijn geliefde aan de
lijn. Ze huilt. Tussen het gesnik door hoor flarden van een klein stemmetje dat
mij duidelijk probeert te maken dat het haar spijt dat ze niet kan komen. Ik
merk hoe ik weer helemaal op scherp sta. Ik probeer om haar te zeggen dat het
niet erg is, dat ik mij zorgen maak, dat ik van haar hou…
Als ik haar moeder terugkrijg
aan de lijn, vraag ik haar hoe het zo is gekomen, waarom Maria net in het
ziekenhuis ligt, hoe lang ze al pijn heeft. Het blijkt dat Maria al twee dagen
helemaal verlamd van de pijn op bed ligt en dat geen enkel ziekenhuis haar op
wil nemen. Ook hoor ik hoe Thomas haar heeft proberen te helpen en hoe hij
heeft geprobeerd om hulp in te schakelen. Thomas… een warm tintelend gevoel
glijd door mijn longen. Hij was er voor haar. Ik ben hem wat verschuldigd.
‘Ik denk erover om terug
te komen naar Nederland.’ Zeg ik tegen Berty. ‘Hoe denkt u daarover?’ ‘Tjsa, we
hadden wel een romantische gedachte over “christmas at home” maar je moet maar
kijken wat kan.’ Ik wens haar gedag en klik op het rode knopje op mijn mobiele
telefoon. Ik ga naast Darius op een boomstam zitten. Ik probeer hem duidelijk
te maken wat er aan de hand is. Ieder woord kost moeite: ‘Pacar saya sakit
sekaki… Mungkin saya harus kembali ke Belanda’ Darius knikt. Hij heeft het
begrepen. We stappen op zijn brommer en rijden terug.
Eenmaal terug in het huis waar ik slaap begin ik met het inpakken van mijn backpack…